Vanaf 1 januari 2022 gelden er nieuwe btw regels voor beroepsbeoefenaars werkzaam in de zorgsector.
Voordien was het type van beroep vrijgesteld van btw.
Dit gold o.m. voor artsen-specialisten, huisartsen, tandartsen, vroedvrouwen, verplegers(-eegsters), podologen (kortom, de gekende groep (para)-medici uit artikel 44 W.BTW).
Sedert 1 januari 2022 werd er komaf gemaakt met de btw vrijstelling op basis van het beroep. Sindsdien bepaalt het therapeutisch karakter van de handeling of van de ingreep of er btw dient toegepast of niet. Is de handeling of ingreep therapeutisch? Dan is deze vrijgesteld van btw.
Zelf als er niet-therapeutische ingrepen of behandelingen plaatsvinden naast therapeutische dan blijft de btw vrijstelling gelden.
Vb.: Zo kan een pretscan van een ongeboren kind een niet therapeutisch handeling zijn maar de gynaecoloog die tegelijk therapeutische handelingen stelt, o.m. opvolging groei van het kind, zal voor die globale handeling vrijgesteld van btw blijven.
Vb.: Echter, een tandarts die gespecialiseerd is in het “bleechen” van tanden zal dit enkel nog kunnen uitoefenen onder zijn btw registratie. Mogelijk wordt hij dan gemengd btw plichtige.
Vb.: Een podoloog kan globale handelingen stellen die zowel uit diensten als uit leveringen van goederen bestaan. Dan dient men de 50% regel toe te passen. Meer dan 50% leveringen van therapeutische diensten versus de levering van goederen betekent vrijstelling van btw. Echter meer dan 50% levering van goederen versus levering van therapeutische diensten betekent btw toepassen over het geheel. M.a.w. het doel en het oogmerk van de ingreep of de handeling zijn bepalend om te oordelen of we te maken hebben met een therapeutisch karakter. Is dat niet het geval dan dient btw toegepast. Het is de (para-)medische beroepsbeoefenaar die de hoofdhandeling uitvoert die zich moet beraden of hij al dan niet zuiver niet-therapeutische handelingen of ingrepen heeft bericht en hierover btw verschuldigd is.
Het beoordelen van het therapeutisch karakter van de ingreep of de handeling komt dus uitsluitend toe aan de beroepsbeoefenaar. Komt de ingreep of de handeling voor in de RIZIV nomenclatuur of als de ingreep of handeling wordt uitgevoerd op basis van een medisch voorschrift dan is er een vermoeden dat de handeling van therapeutische aard is. Wat niet belet dat als de handeling niet voorkomt in de RIZIV nomenclatuur deze toch een therapeutisch karakter kan vertonen en dus vrijgesteld van btw blijft.
Hoe controleert de btw administratie deze materie gelet op het beroepsgeheim van de beroepsbeoefenaars?
De motivering van het therapeutisch karakter kan blijken uit het patiëntendossier en meer algemeen uit de bewijsmiddelen van gemeen recht. Die motivering is niet nodig wanneer de ingreep of handeling voorkomt in de RIZIV nomenclatuur of plaatsvindt op basis van een medisch voorschrift van een arts.